Deze dokumentatie legt uit hoe je de DataBridge-functionaliteit gebruikt om gegevens tussen omgevingen (bijv. ontwikkeling en productie) te synchroniseren. De stappen zijn onderverdeeld in secties voor volledige omgevingssynchronisatie (1), entiteit-specifieke synchronisatie (2) en aanvullende tools zoals synchronisatielogs (3), herstelpunten (4) en de impact van gegevenssynchronisatie (5).
DataSync is een krachtig hulpmiddel om consistentie tussen omgevingen te waarborgen, maar het vereist zorgvuldige planning om gegevensverlies of conflicten te voorkomen.
Maak altijd een herstelpunt voordat je een volledige synchronisatie of een belangrijke entiteitssynchronisatie uitvoert (4).
1. Volledige Synchronisatie
Gebruik deze optie om alle gegevens van de bronomgeving naar de doelomgeving te synchroniseren. Deze actie overschrijft alle bestaande gegevens in de doelomgeving.
Stappen:
- Ga naar Instellingen → Database.
- Klik op de knop [All data].
- Selecteer de doelomgeving.
- Start de synchronisatie door op de knop [Start sync] te klikken.
Gebruik:
Je team heeft een reeks updates afgerond, waaronder nieuwe functies, prijswijzigingen en aanpassingen in het model. Na het testen moeten deze updates naar de live-omgeving worden gepusht zodat eindgebruikers toegang kunnen krijgen.
2. Entiteit-specifieke Synchronisatie
Deze optie is flexibeler en bedoeld voor gerichte gegevenssynchronisatie. Het minimaliseert het risico van het overschrijven van niet-verwante gegevens en richt zich op specifieke entiteiten.
2.1 Configuratiemodel-specifieke Synchronisatie
Synchroniseert specifieke configuratiemodellen en de bijbehorende entiteiten.
Stappen:
- Ga naar EMS → Configuratiemodel Overzicht.
- Selecteer het gewenste configuratiemodel.
- Klik op [Geselecteerde configuratiemodellen synchroniseren].
- Kies de Gerelateerde Entiteiten en bepaal hoe je wilt synchroniseren:
- Kopiëren: Maak nieuwe items in de doelomgeving.
- Bijwerken: Werk bestaande items bij of voeg nieuwe toe als ze nog niet bestaan.
- Selecteer de doelomgeving en bevestig.
Gebruik:
Een productmanager heeft een nieuw featuremodel voor een productlijn in de staging-omgeving gemaakt. Dit model en de bijbehorende afhankelijkheden moeten naar de live-omgeving worden gesynchroniseerd zodat het verkoopteam toegang heeft.
2.2 Entiteit Synchronisatie
Synchroniseert specifieke databanktabellen (entiteiten) naar de doelomgeving.
Stappen:
- Kies het Entiteitstype:
- Veelvoorkomende entiteiten zijn vooraf geselecteerd om tijd te besparen.
- Kies het type gegevens dat je wilt synchroniseren (bijv. Features, CRM Accounts, Prijzen).
- Kies de Gerelateerde Entiteiten en bepaal hoe je wilt synchroniseren:
- Kopiëren: Maak nieuwe items in de doelomgeving.
- Bijwerken: Werk bestaande items bij of voeg nieuwe toe als ze nog niet bestaan.
- Selecteer de doelomgeving en start de synchronisatie.
Ondersteunde Entiteiten:
- Veelvoorkomende Entiteiten: FeatureModel (inclusief bijbehorende configuratiedata), Feature (met alle relaties).
- Niet-veelvoorkomende Entiteiten: Voorbeelden zijn AuditTrail, CRM Accounts, Configuraties, Gebruikersrollen, Offertsjablonen en Integratie-instellingen.
Veelvoorkomende Scenario's:
- Scenario 1: Een afdeling vraagt om bijgewerkte prijsinformatie voor een specifiek kenmerk of product. Je kunt alleen de prijsgegevens synchroniseren naar de doelomgeving, zodat het verkoopteam de nieuwste prijzen heeft zonder andere configuraties te synchroniseren.
- Scenario 2: Er wordt een bug gevonden in een productie-featuremodel, en een bijgewerkte feature-relatie is gecorrigeerd in de ontwikkelomgeving. Synchroniseer alleen het aangetaste featuremodel en de afhankelijkheden naar de live-omgeving, waardoor verstoringen worden geminimaliseerd.
3. Synchronisatielogs
Na het starten van een synchronisatie kun je de voortgang volgen en eventuele problemen diagnosticeren met behulp van het synchronisatielog.
Log Details:
- Entiteitstype: Entiteiten die zijn opgenomen in de synchronisatie.
- Van: Bronomgeving.
- Naar: Doelomgeving.
- Datum: Tijdstempel (bijv. "3 dagen geleden").
- Status: Voltooid, Mislukt.
- Mislukte acties worden in het rood gemarkeerd.
- Succesvolle acties worden in het blauw gemarkeerd.
Geavanceerde Diagnoses:
Breid de logs uit voor gedetailleerde uitvoeringsstappen om mislukte acties op te lossen.
4. Herstelpunten van de Database
Herstelpunten maken het mogelijk om naar een vorige staat terug te keren als een synchronisatie mislukt of onbedoelde resultaten oplevert.
Opties:
- Herstelpunt maken: Maak een momentopname van de database.
- Herstelpunt uploaden: Upload een
.bacpac
-versie van je database om de live-versie te vervangen. - Herstellen: Activeer een eerder gemaakt herstelpunt om naar die staat terug te keren.
5. Impact van Synchronisatie
Na het synchroniseren van gegevens naar de omgeving, worden de wijzigingen direct na het voltooien van de synchronisatie actief. Offertes die vóór de synchronisatie zijn gemaakt, blijven onaangetast. Als een model echter is bijgewerkt en nieuwe beperkingen zijn geïntroduceerd, kunnen deze de bestaande configuraties beïnvloeden. Bij het bewerken of hergebruiken van configuraties kunnen de updates de verwerking beïnvloeden, aangezien alleen configuraties mogelijk zijn die voldoen aan de nieuwe beperkingen. Dit hangt sterk af van de specifieke situatie en de omvang en schaal van de aangebrachte wijzigingen.
Opmerkingen
0 opmerkingen
U moet u aanmelden om een opmerking te plaatsen.